vrijdag 13 december 2013

43 – Plato en Aristoteles

Aristoteles plaats boven de concept- en dingtheorie een nieuw element. Er moet een niveau zijn waarop die twee op elkaar te betrekken zijn, iets als oneindigheid, iets meta-achtigs. Aristoteles zoekt “de oplossing van de tegenstrijdigheid tussen de oneindige al- en eenheidspretentie van het denken en de eindige, slechts en de eindige, slechts oneindig rijke totaliteit van de wereld” (vert. Alex van Ligten, p.62). Het dilemma van de tegenstelling tussen theologie en kosmologie blijft bestaan. Het goddelijke denken kan immers alleen zichzelf denken, waarbij de kosmos buiten beschouwing blijft.

woensdag 4 december 2013

42 – Kosmologie in de Oudheid

Het individu is belangrijker dan de soort (al kan het individu pas individu kan zijn in de soort, WK). De metalogische wereld is de geheel vervulde wereld. De “levende” God van de metafysische theologie is slechts een “levende” God. Zo is ook de metalogische wereld niet de geschapen, maar slechts de gevormde wereld. (Zie voor dit alles ook § 40.) Dit zijn allemaal begrippen uit de Oudheid. Daar kwam ook de grondgedachte van het idealisme, de identiteit van “zijn” en denken, al voor. Daar bleef die gedachte meta-fysisch, een kosmologische uitwerking bleef uit. De neo-platonische school ontwikkelde al de emanatiegedachte. Bij Plato en Aristoteles komen tegenstellingen, zoals idee en verschijnsel al voor, maar bij hen streeft het verschijnsel ernaar te worden als de idee. Hier is dus sprake van een doel, terwijl in de scheppingsgedachte er een wording als principe meespeelt.