64 -Der antike Mensch
Van
Ligten vertaalt de titel als: “De mens in de Oudheid”. We gaan nog even door
met het zelf. We lazen in de vorige paragraaf dat het zelf in zijn eigen wereld
leeft, niet in de ethische wereld. Alleen zijn eigen ethos is hem overgebleven.
Het zelf is meta-ethisch. Dit totaal geïsoleerde zagen we ook in de
metafysische God en in de metalogische wereld. in de klassieke Oudheid was dit
zelf een levende gestalte, zoals ook met de metafysische God en de metalogische
wereld het geval was. De levende
gestalte van de mens in de Oudheid zien we helden van de Attische tragedie. De soort
was bij de antieken belangrijke, het verteerde de persoonlijkheden, de soort
werd een gestalte. Het zelf was de maat van alle dingen. Het zelf nam plaats op
de troon in volledig isolement.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten