woensdag 12 juni 2013



23 – Teken

We zijn logisch-wiskundig bezig, dus Rosenzweig gaat de goddelijke vrijheid van een symbool voorzien. Hij doet dit op grond van al in § 22 genoemde kenmerken.

                Kenmerk                           Conclusie
- oorspronkelijk nee                    - op de linkerkant van de                                                              toekomstige vergelijking
- grijpt als oorspronkelijk             - naar het schema “y=”
  subject met onbeperkte
  macht boven zich uit
  (zij het slechts binnen God)
- is in haar altijd hernieuwde                - “A=”
  eenmaligheid eindig, maar
  in haar blijvende nieuwheid
  oneindig; er kan niets aan
  voorafgaan, omdat er niets
  naast haar is. Ze is steeds
  iets eenmaligs, nooit iets
  afzonderlijks.

“Hoe dit symbool van de goddelijke vrijheid samenkomt met dat voor het Goddelijke wezen en daardoor pas de vergelijking en daarmee het eerste antwoord op de vraag naar God tot stand komt, wordt nu behandeld.”

Opmerkingen:

1             Rosenzweig legt zijn metafysica neer in wat hij zelf “logisch-wiskundige symbolen” noemt. Je behoeft niet over veel wiskundige kennis te beschikken om dit te kunnen volgen.
2             We beschikken nu over twee resultaten:
God                              A
goddelijke vrijheid          A=
Toelichting hierop geef ik niet. Dat zou overbodig zijn.
3             Rosenzweig erkent dat hij in “A=” het eerste antwoord op de vraag naar God heeft gegeven. “Von Gott wissen wir nichts” is dus geen absolute uitspraak meer. Maar toegegeven moet worden dat Rosenzweig het begrip ‘goddelijke vrijheid’ met een ijzeren logica heeft ontwikkeld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten