23
– Teken
We zijn logisch-wiskundig bezig, dus Rosenzweig gaat de goddelijke vrijheid
van een symbool voorzien. Hij doet dit op grond van al in § 22 genoemde
kenmerken.
Kenmerk Conclusie
- oorspronkelijk nee - op de linkerkant van
de toekomstige vergelijking
- grijpt als oorspronkelijk - naar het schema “y=”
subject met onbeperkte
macht boven zich uit
(zij het slechts binnen God)
- is in haar altijd hernieuwde - “A=”
eenmaligheid eindig, maar
in haar blijvende nieuwheid
oneindig; er kan niets aan
voorafgaan, omdat er niets
naast haar is. Ze is steeds
iets eenmaligs, nooit iets
afzonderlijks.
“Hoe dit symbool van de
goddelijke vrijheid samenkomt met dat voor het Goddelijke wezen en daardoor pas
de vergelijking en daarmee het eerste antwoord op de vraag naar God tot stand
komt, wordt nu behandeld.”
Opmerkingen:
1
Rosenzweig legt zijn metafysica neer in wat hij zelf
“logisch-wiskundige symbolen” noemt. Je behoeft niet over veel wiskundige
kennis te beschikken om dit te kunnen volgen.
2
We beschikken nu over twee resultaten:
God A
goddelijke vrijheid A=
Toelichting hierop geef ik niet. Dat zou overbodig zijn.
3
Rosenzweig erkent dat hij in “A=” het eerste antwoord op
de vraag naar God heeft gegeven. “Von Gott wissen wir nichts” is dus geen
absolute uitspraak meer. Maar toegegeven moet worden dat Rosenzweig het begrip
‘goddelijke vrijheid’ met een ijzeren logica heeft ontwikkeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten