woensdag 29 januari 2014



45 – Oikoumene

Het titelwoord betekent: de gehele bewoonde wereld. In de eerste zin betoogt Rosenzweig dat in de metalogische ethiek van oude wereld het geheel van delen nooit het ‘Al’ kon zijn, maar hooguit zelf een deel van het geheel. Dit geheel ligt dan natuurlijk op een hoger niveau dan het eerste. Een individu kan nooit verder kijken dan de gemeenschap waarin hij verkeert. Bij het ding ligt dit net zo: de soort waartoe het ding behoort, kan zelf ook weer een gemeenschap vormen. Van dat tweede niveau heeft het individu binnen het eerste niveau geen besef. De onderworpen staten in een wereldrijk werden gedepolitiseerd. Daardoor voelden zij zich ook nooit deel van dat rijk. Het kan zijn dat een individu zich voelt als voortgebracht door het geheel en zich lid voelt van een ‘al’. Dan voelt ook de gemeenschap zich lid van het ‘Al’. Het geheel rust in zichzelf en heeft geen neiging in hogere gehelen te worden opgenomen. Daardoor rust in een kleine gemeenschap meer bewustzijn van de wereld dan in het rijk van keizer Rijk van Augustus. Dat was een afgezonderd geheel, had zichzelf tot vrede gebracht en bevredigd. Neiging die vrede uit te dragen had het niet, ze identificeerde zich met de wereld: oikoemene.

donderdag 23 januari 2014



44 – De polis

Dat de metalogische opvatting tegenover de mikrokosmos makkelijker is te handhaven dan tegenover de makrokosmos, is slechts schijn. Het probleem van individu en soort werd in de Oudheid metalogisch opgelost. Volk en staat zijn bedreigende instanties voor het individu. De mens beseft dat hij deel van de gemeenschap is. De gemeenschap is zelf niet absoluut, maar legt wel een absoluut normengeheel aan het individu op. De gemeenschap is besloten, een eenheid die op zichzelf staat en voor het individu dé gemeenschap is. Die beslotenheid maakt haar tot een afzonderlijk wezen, waarvan de analyse die van een kunstwerk is. Die staat is in Hellas niet strikt georganiseerd. Die zou een absolutistische staat  inhouden met een organisatie als een volledige idealistische staatsvorming. Het individu is niet deel van het geheel, maar de staat is het ‘al’, “von dem ein einheitlicher Kraftstrom durch die Glieder geht”. Alle individuen hebben hun eigen plaats, soms zijn er tussenmachten tussen staat en individu. In Hellas had het individu een eigen plaats en kon als deel opgaan in de Gestalt van de staat, er staan geen bemiddelende instanties tussen individu en staat. Het individu verdwijnt door de gemeenschap op te bouwen. Van representatie is geen sprake, het individu is een deel van het gebouw. Van een offer van de mens aan de staat is eveneens geen sprake. Dat mensen voor elkaar instaan, dat zij garant kunnen staan voor elkaar, die gedachten passen niet in de Oudheid

donderdag 9 januari 2014



44 – De polis

Dat de metalogische opvatting tegenover de mikrokosmos makkelijker is te handhaven dan tegenover de makrokosmos, is slechts schijn. Het probleem van individu en soort werd in de Oudheid metalogisch opgelost. Volk en staat zijn bedreigende instanties voor het individu. De mens beseft dat hij deel van de gemeenschap is. De gemeenschap is zelf niet absoluut, maar legt wel een absoluut normengeheel aan het individu op. De gemeenschap is besloten, een eenheid die op zichzelf staat en voor het individu dé gemeenschap is. Die beslotenheid maakt haar tot een afzonderlijk wezen, waarvan de analyse die van een kunstwerk is. Die staat is in Hellas niet strikt georganiseerd. Die zou een absolutistische staat  inhouden met een organisatie als een volledige idealistische staatsvorming. Het individu is niet deel van het geheel, maar de staat is het ‘al’, “von dem ein einheitlicher Kraftstrom durch die Glieder geht”. Alle individuen hebben hun eigen plaats, soms zijn er tussenmachten tussen staat en individu. In Hellas had het individu een eigen plaats en kon als deel opgaan in de Gestalt van de staat, er staan geen bemiddelende instanties tussen individu en staat. Het individu verdwijnt door de gemeenschap op te bouwen. Van representatie is geen sprake, het individu is een deel van het gebouw. Van een offer van de mens aan de staat is eveneens geen sprake.