44 – De polis
Dat de
metalogische opvatting tegenover de mikrokosmos makkelijker is te handhaven dan
tegenover de makrokosmos, is slechts schijn. Het probleem van individu en soort
werd in de Oudheid metalogisch opgelost. Volk en staat zijn bedreigende
instanties voor het individu. De mens beseft dat hij deel van de gemeenschap is.
De gemeenschap is zelf niet absoluut, maar legt wel een absoluut normengeheel
aan het individu op. De gemeenschap is besloten, een eenheid die op zichzelf
staat en voor het individu dé gemeenschap is. Die beslotenheid maakt haar tot
een afzonderlijk wezen, waarvan de analyse die van een kunstwerk is. Die staat
is in Hellas niet strikt georganiseerd. Die zou een absolutistische staat inhouden met een organisatie als een volledige
idealistische staatsvorming. Het individu is niet deel van het geheel, maar de
staat is het ‘al’, “von dem ein einheitlicher Kraftstrom durch die Glieder geht”.
Alle individuen hebben hun eigen plaats, soms zijn er tussenmachten tussen
staat en individu. In Hellas had het individu een eigen plaats en kon als deel
opgaan in de Gestalt van de staat, er staan geen bemiddelende instanties tussen
individu en staat. Het individu verdwijnt door de gemeenschap op te bouwen. Van
representatie is geen sprake, het individu is een deel van het gebouw. Van een
offer van de mens aan de staat is eveneens geen sprake.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten