dinsdag 3 januari 2012

3 – Hegel


Het ging in § 2 over de verhouding tussen weten en geloven. Vrede tussen beide leek mogelijk ofwel door een strikte systeemscheiding, ofwel doordat de filosofie meende de geheimen van de openbaring te kunnen blootleggen. De filosofie erkende in beide gevallen de waarheid van de openbaring, in het eerste als ontoegankelijk, in het tweede als door haar bevestigd. Het werd geen blijvende vrede, want (1) de filosofien wilde geen gebied als ontoegankelijk erkennen en (2) het geloof claimde een absolute en geen relatieve waarheid. Hegel poneerde echter een nauwe samenwerking. “De weetbare wereld wordt weetbaar door de gelijke denkwet, die op de top van het systeem als hoogste zijnswet terugkeert. Deze ene denk- en zijnswet is wereldhistorisch voor het eerst verkondigd in de openbaring, zodat de filosofie in zekee zin slechts vervult wat in de openbaring beloofd is.” De filosofie bevestigt systematisch de waarheid van de openbaring. Daarmee is de vrede getekend.

Opmerkingen:
                                                   
1                    Het gaat hier over de filosofie van Hegel, het idealisme. M.a.w. het gaat niet over “de” filosofie, maar over de filosofie uit deze periode.
2                    Een geopenbaarde waarheid vergt geloof. Overigens laat R. in het midden om welke openbaring het gaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten