vrijdag 13 januari 2012

4 – Kierkegaard

Kierkegaard verstoort deze vrede (zie § 3), die toch weer slechts schijn blijkt, “de oplossing van de geloofsvraag zo goed als de voltooiing van het weten”. Tegenover het abstracte ‘al’ plaatst hij de concrete persoon, een ik, “bij voor- en achternaam gekend” met “bewustzijn van de eigen zonde en de eigen verlossing, dat een oplossen in de kosmos niet nodig had en daar ook niet toegankelijk voor was.”

Opmerkingen:
1 Tegenover het abstracte plaatst Rosenzweig door Kierkegaard te beschrijven het concrete, tegenover het algemene het eigene.
2 In § 1 gebruikt Rosenzweig de concrete dood met de daarmee samenhangende doodsangst als koevoet om het hechte stelsel van het idealisme te ontwrichten. Nu ontwricht Kierkegaard het evenzeer hechte systeem, de samensmelting van idealisme en geloofswaarheid, met het concrete individu, dat als eigene een voor- en achternaam heeft, dat zondebesef en hunkering naar verlossing kent.
3 Kierkegaard vormde de aanleiding tot het gesprek tussen Eugen Rosenstock en R. eind juli 1913, het Leipziger Nachtgespräch (IR p.13).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten