maandag 23 september 2013



Tweede Boek

De wereld en haar zin of Metalogica


33 – Negatieve kosmologie


De wereld is voor ons zo vanzelfsprekend, dat wij ons niet realiseren, dat wij eigenlijk niets van haar weten. De filosofie heeft de wereld willen begrijpen met het ‘ik’ of God tot uitgangspunt. Daardoor heeft ze de vanzelfsprekendheid tot vrijwel nul gereduceerd. “Wat er dan, als weten van het “ding-op-zich” of hoe dit oneindig kleine restbedrag ook heten mag, uiteindelijk nog van de vanzelfsprekendheid van de wereld overblijft, zou strikt genomen het onderwerp van een negatieve kosmologie moeten zijn.” Die term heeft men in tegenstelling tot “negatieve theologie” niet opgepakt. Dat men van God niets kan weten, acht men veel aannemelijker dan dat men van de wereld niets zou weten. Rosenzweig is van mening dat de weg naar het weten omtrent de wereld ad absurdum leidt. Hij gaat uit van het “resultaat” dat wij ook van de wereld niets weten.

Opmerkingen:
1             Het Eerste Boek begint met: “Van God weten wij niets.” Dit tweede boek begint met dezelfde stelling betreffende de wereld, maar dan in de vragende vorm. Hoewel filosofie en wetenschap een andere opvatting hebben, blijft Rosenzweig bij zijn mening. De filosofie reduceert de vanzelfsprekendheid van de wereld tot bijna niets en de weg van de wetenschap naar weten leidt ad absurdum, aldus zijn argumenten. Dus neemt Rosenzweig de negatieve kosmologie tot uitgangspunt van dit Tweede Boek, zoals hij negatieve theologie tot uitgangspunt van het Eerste Boek nam.
2             Het “Ding-an-sich” is een van de principes van de filosofie van Kant.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten