Tweede Boek
De wereld en haar zin of Metalogica
33 – Negatieve kosmologie
De wereld is voor ons zo vanzelfsprekend, dat wij ons niet realiseren, dat
wij eigenlijk niets van haar weten. De filosofie heeft de wereld willen
begrijpen met het ‘ik’ of God tot uitgangspunt. Daardoor heeft ze de
vanzelfsprekendheid tot vrijwel nul gereduceerd. “Wat er dan, als weten van het
“ding-op-zich” of hoe dit oneindig kleine restbedrag ook heten mag,
uiteindelijk nog van de
vanzelfsprekendheid van de
wereld overblijft, zou strikt genomen het onderwerp van een negatieve
kosmologie moeten zijn.” Die term heeft men in tegenstelling tot “negatieve
theologie” niet opgepakt. Dat men van God niets kan weten, acht men veel
aannemelijker dan dat men van de
wereld niets zou weten. Rosenzweig is van mening dat de weg naar het weten
omtrent de wereld ad absurdum leidt. Hij gaat uit van het “resultaat” dat wij
ook van de wereld
niets weten.
Opmerkingen:
1
Het Eerste Boek begint met: “Van God weten wij niets.”
Dit tweede boek begint met dezelfde stelling betreffende de wereld, maar dan in
de vragende vorm. Hoewel filosofie en wetenschap een andere opvatting hebben,
blijft Rosenzweig bij zijn mening. De filosofie reduceert de
vanzelfsprekendheid van de
wereld tot bijna niets en de weg van
de wetenschap naar weten leidt ad absurdum, aldus zijn
argumenten. Dus neemt Rosenzweig de negatieve kosmologie tot uitgangspunt van
dit Tweede Boek, zoals hij negatieve theologie tot uitgangspunt van het Eerste
Boek nam.
2
Het “Ding-an-sich” is een van de principes van de filosofie van Kant.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten