dinsdag 8 april 2014


56 - Urwort


 

We hebben al in par.20 het ‘ja’ als oerwoord leren kennen. Het bevestigt elk woord in de zin, het ontkent het ‘nee’. In par. 25 kwam daar het woord ‘en’ bij, het bij uitstek verbindende element. In par. 36 introduceerde Rosenzweig de ‘logos’, het ‘ja’ fundeert de algemene toepasbaarheid, de logos – niet die van Hegel! – bewerkt de algemene toepasbaarheid.

Nu zijn we in par. 56 weer bezig met dit oerwoord. Rosenzweig knoopt bij het voorgaande aan met de zin: “De oorspronkelijke beaming, die steeds de rechterkant van onze vergelijkingen vormt, het oorspronkelijke “zo”, had in de physis van God haar totaliteit, in de logos van de wereld haar algemeengeldigheid tot effect gehad”. Vert. Alex van Ligten). Aan een woord wordt een zin, een betekenis gehecht, die bij elk gebruik van dit woord een gelijke betekenis veroorzaakt. Daarnaast is er (afhankelijk van de context, WK) een bijzondere betekenis verleend. In het persoonlijke ethos van de mens krijgt die bijzondere betekenis bestendigheid. Het is die bijzonderheid die hem de “onbegrensde eigenheid” van het “karakter” verleent.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten