56 - Urwort
We hebben
al in par.20 het ‘ja’ als oerwoord leren kennen. Het bevestigt elk woord in de
zin, het ontkent het ‘nee’. In par. 25 kwam daar het woord ‘en’ bij, het bij
uitstek verbindende element. In par. 36 introduceerde Rosenzweig de ‘logos’, het
‘ja’ fundeert de algemene toepasbaarheid, de logos – niet die van Hegel! –
bewerkt de algemene toepasbaarheid.
Nu zijn
we in par. 56 weer bezig met dit oerwoord. Rosenzweig knoopt bij het voorgaande
aan met de zin: “De oorspronkelijke beaming, die steeds de rechterkant van onze
vergelijkingen vormt, het oorspronkelijke “zo”, had in de physis van God haar
totaliteit, in de logos van de wereld haar algemeengeldigheid tot effect
gehad”. Vert. Alex van Ligten). Aan een woord wordt een zin, een betekenis gehecht,
die bij elk gebruik van dit woord een gelijke betekenis veroorzaakt. Daarnaast
is er (afhankelijk van de context, WK) een bijzondere betekenis verleend. In
het persoonlijke ethos van de mens krijgt die bijzondere betekenis
bestendigheid. Het is die bijzonderheid die hem de “onbegrensde eigenheid” van
het “karakter” verleent.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten