Samenvatting van en kanttekeningen bij Franz Rosenzweig, Stern der Erlösung
donderdag 17 april 2014
57 - Zeichen
We gaan
weer naar de wiskundige symbolen, een methode waarmee Rosenzweig toch wel veel
duidelijk maakt. Het bevestigende ‘Ja’ is ‘B’. Rosenzweig onderscheidt hier
Eigenheit en Besondere. Het ‘B’ staat lijnrecht tegenover het “A’. ‘B’ is het symbool
van de eindige, zonder kenmerken als richting, actief of passief, absoluut
bestaande eigenheid. Dit staat dus tegenover ‘A’, Gods oneindige zijn. ‘A’,
God, is de logos van de wereld, zoals wij zagen. Die lijnrechte tegenstelling
houdt in dat die twee zo verschillende zijn, dat er geen relatie bestaat. Het
zijn van de mens onderscheidt zich van het zijn van de wereld. Mens:
niet-behoeftig, grenzeloos bijzonder, en wereld: behoeftig aan vervulling,
oneindig formeel. Die gescheidenheid verklaart de indeling van Der Stern:
God-mens-wereld. Tussen mens en wereld bestaat wel een relatie, die wordt
uitgedrukt door ‘B’. Wel bestaan zij op
verschillende niveaus, waardoor vijandigheid mogelijk zou kunnen zijn. Voor wat
de wereld betreft is ‘B’ het symbool van de bevestiging, het ‘Ja’, dat de
Individualität èn het Besondere uitdrukt. Daartegenover drukt het ‘B’ van de
mens een ontkenning uit van het bestendige zijn van de mens. Dit staan van ‘B’
voor twee eenheden, mens en wereld, is uniek. De ontkenning in het geval van de
mens betreft het verlangen uniek, afzonderlijk van God en wereld, te zijn. De
mens wil volledig in de wereld staan, maar slaagt hier niet in. Dit is wat we
bij Sarte in een begrip als ‘absurd ‘ zien. Mens en wereld drijven uiteen in de
sfeer van tijd-ruimte.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten