donderdag 17 april 2014

57 - Zeichen

We gaan weer naar de wiskundige symbolen, een methode waarmee Rosenzweig toch wel veel duidelijk maakt. Het bevestigende ‘Ja’ is ‘B’. Rosenzweig onderscheidt hier Eigenheit en Besondere. Het ‘B’ staat lijnrecht tegenover het “A’. ‘B’ is het symbool van de eindige, zonder kenmerken als richting, actief of passief, absoluut bestaande eigenheid. Dit staat dus tegenover ‘A’, Gods oneindige zijn. ‘A’, God, is de logos van de wereld, zoals wij zagen. Die lijnrechte tegenstelling houdt in dat die twee zo verschillende zijn, dat er geen relatie bestaat. Het zijn van de mens onderscheidt zich van het zijn van de wereld. Mens: niet-behoeftig, grenzeloos bijzonder, en wereld: behoeftig aan vervulling, oneindig formeel. Die gescheidenheid verklaart de indeling van Der Stern: God-mens-wereld. Tussen mens en wereld bestaat wel een relatie, die wordt uitgedrukt door ‘B’.  Wel bestaan zij op verschillende niveaus, waardoor vijandigheid mogelijk zou kunnen zijn. Voor wat de wereld betreft is ‘B’ het symbool van de bevestiging, het ‘Ja’, dat de Individualität èn het Besondere uitdrukt. Daartegenover drukt het ‘B’ van de mens een ontkenning uit van het bestendige zijn van de mens. Dit staan van ‘B’ voor twee eenheden, mens en wereld, is uniek. De ontkenning in het geval van de mens betreft het verlangen uniek, afzonderlijk van God en wereld, te zijn. De mens wil volledig in de wereld staan, maar slaagt hier niet in. Dit is wat we bij Sarte in een begrip als ‘absurd ‘ zien. Mens en wereld drijven uiteen in de sfeer van tijd-ruimte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten