29
– China
Het belangrijkste wat in § 28 over de Chinese goden staat, is dat “…
China’s god zich uitput in de gang van het ‘niets’ tot de alomvattende macht.”
Buiten de hemelboog van de
goden is er niets. Die macht van
de hemel “ heeft zich
door een eenvoudige ontkenning van het ‘niets’ los gemaakt.” De hemel balt alle
macht in zich samen. Dan volgt een abstractie, een radicale ommezwaai naar het
tao. Die god houdt zich muisstil, is dadenloos. In dit tao is niets, het is de
holte in het vat. Dit in tegenstelling tot Brahma, waarin alles zich oplost als
zoutkristallen in een oplossing. Ik citeer de laatste zinnen: “Het tao is
datgene wat het ‘iets’ “bruikbaar” maakt, doordat het “niets” is, de zelf
bewegingloze beweger van het beweegbare. Het is de niet-daad als de oergrond van de daad. Ook hier is het weer
een uiterste: het is de ene mogelijke gestalte die het atheïsme kan aannemen,
wanneer het werkelijk atheïsme wil zijn en niet wil blijven steken in het
pantheïsme, noch wil verwaaien in het loutere, van iedere bijzondere relatie
tot God en goden vrije nihilisme.”
Opmerkingen:
1
Rosenzweig heeft het hier niet over het atheïsme, zoald
dit zich in onze westerse wereld ontwikkelde. Alister McGrath schreef hier een
boeiend boek over: De ondergang van het
atheïsme.
2
Ik citeer een aantekening van Alex van Ligten: “Het
tao: tao is het Chinese woord voor ‘weg’ of ‘methode’. Het is van nature de
juiste, zelfs volmaakte baan waarin alles geleid wordt, zonder dat ingrijpen van de mens noodzakelijk of
wenselijk is.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten