woensdag 21 augustus 2013



29 – China

Het belangrijkste wat in § 28 over de Chinese goden staat, is dat “… China’s god zich uitput in de gang van het ‘niets’ tot de alomvattende macht.” Buiten de hemelboog van de goden is er niets. Die macht van de hemel “  heeft zich door een eenvoudige ontkenning van het ‘niets’ los gemaakt.” De hemel balt alle macht in zich samen. Dan volgt een abstractie, een radicale ommezwaai naar het tao. Die god houdt zich muisstil, is dadenloos. In dit tao is niets, het is de holte in het vat. Dit in tegenstelling tot Brahma, waarin alles zich oplost als zoutkristallen in een oplossing. Ik citeer de laatste zinnen: “Het tao is datgene wat het ‘iets’ “bruikbaar” maakt, doordat het “niets” is, de zelf bewegingloze beweger van het beweegbare. Het is de niet-daad als de oergrond van de daad. Ook hier is het weer een uiterste: het is de ene mogelijke gestalte die het atheïsme kan aannemen, wanneer het werkelijk atheïsme wil zijn en niet wil blijven steken in het pantheïsme, noch wil verwaaien in het loutere, van iedere bijzondere relatie tot God en goden vrije nihilisme.”

Opmerkingen:
1             Rosenzweig heeft het hier niet over het atheïsme, zoald dit zich in onze westerse wereld ontwikkelde. Alister McGrath schreef hier een boeiend boek over: De ondergang van het atheïsme.
2             Ik citeer een aantekening van Alex van Ligten: “Het tao: tao is het Chinese woord voor ‘weg’ of ‘methode’. Het is van nature de juiste, zelfs volmaakte baan waarin alles geleid wordt, zonder dat ingrijpen van de mens noodzakelijk of wenselijk is.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten