26- Teken
Het antwoord op de vraag
(zie § 25) wordt gesymboliseerd door de vergelijking A=A. Hoe die is ontstaan,
is niet meer zichtbaar. Het teken staat voor een godheid, die “….. van niets
buiten zichzelf afhankelijk (is) en (…..) niets buiten zichzelf (schijnt) nodig
te hebben…..” “Het innerlijk spel van
de krachten, dat deze levende godsgestalte gevormd heeft, is
verzonken. Juist daarmee symboliseert de vergelijking het directe levend-zijn
van deze gestalte, het levend-zijn van
de godheid.”
Opmerkingen:
1
Wat
Rosenzweig in de vorige paragrafen verbaal beschreven heeft, legt hij nu neer
in een logisch-wiskundig symbool. Feitelijk sluit hij hiermee het Eerste Boek
af. Wat volgt, zijn vergelijkingen met andere godsdiensten en een esthetische
beschouwing. Verbaal voegt Rosenzweig nog iets toe. Hij legt de situatie in
Gen. 1,2 vast in de twee voorlaatste zinnen en in de laatste zin bereidt hij de
actie in Gen. 1,3 voor. Dit alles in schitterend proza.
2
Het citaat in
deze paragraaf is volgens Alex
van Ligten van Schiller.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten