donderdag 24 oktober 2013



37 De voleinding van de wereld

In 36 kwamen de wereldgeest en de logos ter sprake. Nu behandelt Rosenzweig de daar ook al genoemde wereld. Maar we zijn nu helemaal uit de gedachtenwereld van Hegel gestapt. De wereld is een feitelijkheid en als zodanig verbijsterend. De wereld is niet statisch, maar dynamisch. Alles verandert onophoudelijk. De geest brengt in haar steeds nieuwe gestalten voort. De natuur, ook de onbezielde, vernieuwt zich onophoudelijk. Er is een volheid van gezichten en gedachten. Zoals de zon een wonder is, is het oog dat hem aanschouwt, dit ook. Die volheid is ontsprongen aan het niets, is dus weer een niet-niets. Rosenzweig gebruikt het woord “doorbreken”, er is dus sprake van forceren. Het niets wordt ontkend, er ontstaat iets geheel nieuws, het niets wordt met ongekende kracht ontkend. Die kracht is oneindig, het steeds verschijnen en verdwijnen van uiterlijke zaken, “gezichten”, is eindig in die zin dat al die verschijnselen eindig zijn.

Opmerking

Alex van Ligten vertaalt hier “Gebild” met schepping. Dit is m.i. onjuist, want voor dat woord kent het Duits het woord “Schöpfung”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten