54 – Zur Methode
God, mens
en wereld zijn niet te bewijzen. Als je
toch een bewijs van dit weten wilt leveren, verlies je je in het niets. Deze drie
kernbegrippen zijn de coördinaten waartussen het weten zich moet bewegen. het weten kan niet ontsnappen aan de baan
tussen die coördinaten. Het is en blijft een niets van het weten, het bewijzen.
Het weten moet de weg van het onbewijsbare onderzoeken, totdat het aan het
feitelijkheid van het feit uitkomt.
Opmerking 1: De drie boeken van het eerste deel zijn heel systematisch opgezet.
Elk boek kent een paragraaf “Zur Methode”. Het verdient aanbeveling de vorige
paragrafen (de nummers 18 en 34) in het boek of op deze Blog erbij te nemen. Dat
zal nog veel verduidelijken. Rosenzweig verwijst er in het slot van de laatste
zin ook naar.
Opmerking 2: Rosenzweig gaat weer van het
Nicht-Nichts naar het Nichts terug, maar dan wel een beperkt niets, namelijk
het niets van het weten of bewijzen. Dat tast de feitelijkheid van de mens dus
niet aan, evenmin als die van God en de wereld in de genoemde paragrafen. Rosenzweigs
twijfel is niet Cartiaans, deze twijfel heeft beperkingen.
Opmerking 3: Rosenzweig citeert hier Ps. 139,9
Opmerking
4: Wie de onbewijsbaarheid onderzoekt, komt uiteindelijk bij de feitelijkheid
van het feit uit, de feitelijkheid van God, mens en wereld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten