10 – De wereld
In het naar buiten treden
en het afzonderen van het persoonlijke, van de meta-ethische vragen, breekt het ‘al’ , dat
immers met een afzonderlijk gegeven naast zich geen al meer is. Het dankte zijn
monopoliepositie aan de eenheid van het denken, tegen de veelheid van het weten
in. Vanaf Thales, die met “Alles stroomt” het ‘al’ vooronderstelde, vanaf
Parmenides, werd aan het zijn de ‘alheid’ toegekend. Nu (d.w.z. in de tijd van
Rosenzweig) wordt deze visie
ondergraven.
De contingentie van de wereld is vanouds
onderkend. Die werd door de filosofie overwonnen door van het toevallige iets
noodzakelijks te denken. Na het idealisme kunnen Schopenhauer en de late
Schelling met de ‘wil’, de ‘vrijheid’, en het ‘onbewuste’ de contingentie
herbevestigen. In de Middeleeuwen. werd de contingentia mundi staande gehouden
om de willekeur-zonder-rekenschap van
de schepper veilig te stellen. Daarmee werd niet verklaard
hoe de wereld toevallig kan zijn, terwijl ze toch als noodzakelijk gedacht moet
worden. Zo wordt door de wil de
niet-identiteit van zijn en denken blootgelegd.
Opmerkingen:
1
Het is
verbluffend te zien hoe Rosenzweig met het gegeven “persoonlijk” of
“individueel” van mens en meta-ethiek bij de wereld uitkomt. Het lijkt erop dat
hij door het systeem van het ‘al’ te breken, onmiddellijk een ander, eigen,
systeem opzet,
2
De mens
breekt uit het systeem van het ‘al’ door het gegeven van de angst voor de dood (§ 1).
Nu gebeurt hetzelfde met de wereld, doordat de meta-ethische vragen zich aan
het ‘al’ onttrekken.
3
De mens staat
natuurlijk in de wereld en is daaruit niet weg te denken. Toch onderscheidt Rosenzweig
de mens van de
wereld. Later zullen we zien dat mens en wereld geschapen worden, maar dat de
openbaring alleen de mens geldt.
4
Rosenzweig
maakt knap gebruik van de
grammatica. Parmenides spreekt de identiteit van zijn en denken uit. Bij
“alles” als predicaat past een eenduidig predicaat. Het omgekeerde is even
waar.
5
De
contingentie van de
wereld blijkt het breekijzer te zijn, waarmee de identiteit van zijn en denken
doorbroken wordt. Daarmee komt volgens Rosenzweig een einde aan de klassieke
filosofie, die heerste “van Ionië tot (en met ) Hegel. In de volgende paragraaf
kan men dit letterlijk terugvinden.
6
Thales van
Milete zei: ”Pantha rhei”, “Alles stroomt”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten