zaterdag 6 april 2013



10 – De wereld
In het naar buiten treden en het afzonderen van het persoonlijke, van de meta-ethische vragen, breekt het ‘al’ , dat immers met een afzonderlijk gegeven naast zich geen al meer is. Het dankte zijn monopoliepositie aan de eenheid van het denken, tegen de veelheid van het weten in. Vanaf Thales, die met “Alles stroomt” het ‘al’ vooronderstelde, vanaf Parmenides, werd aan het zijn de ‘alheid’ toegekend. Nu (d.w.z. in de tijd van Rosenzweig)  wordt deze visie ondergraven.
De contingentie van de wereld is vanouds onderkend. Die werd door de filosofie overwonnen door van het toevallige iets noodzakelijks te denken. Na het idealisme kunnen Schopenhauer en de late Schelling met de ‘wil’, de ‘vrijheid’, en het ‘onbewuste’ de contingentie herbevestigen. In de Middeleeuwen. werd de contingentia mundi staande gehouden om de willekeur-zonder-rekenschap van de schepper veilig te stellen. Daarmee werd niet verklaard hoe de wereld toevallig kan zijn, terwijl ze toch als noodzakelijk gedacht moet worden. Zo wordt door de wil de niet-identiteit van zijn en denken blootgelegd.
Opmerkingen:
1                    Het is verbluffend te zien hoe Rosenzweig met het gegeven “persoonlijk” of “individueel” van mens en meta-ethiek bij de wereld uitkomt. Het lijkt erop dat hij door het systeem van het ‘al’ te breken, onmiddellijk een ander, eigen, systeem opzet,
2                    De mens breekt uit het systeem van het ‘al’ door het gegeven van de angst voor de dood (§ 1). Nu gebeurt hetzelfde met de wereld, doordat de meta-ethische vragen zich aan het ‘al’ onttrekken.
3                    De mens staat natuurlijk in de wereld en is daaruit niet weg te denken. Toch onderscheidt Rosenzweig de mens van de wereld. Later zullen we zien dat mens en wereld geschapen worden, maar dat de openbaring alleen de mens geldt.
4                    Rosenzweig maakt knap gebruik van de grammatica. Parmenides spreekt de identiteit van zijn en denken uit. Bij “alles” als predicaat past een eenduidig predicaat. Het omgekeerde is even waar.
5                    De contingentie van de wereld blijkt het breekijzer te zijn, waarmee de identiteit van zijn en denken doorbroken wordt. Daarmee komt volgens Rosenzweig een einde aan de klassieke filosofie, die heerste “van Ionië tot (en met ) Hegel. In de volgende paragraaf kan men dit letterlijk terugvinden.
6                    Thales van Milete zei: ”Pantha rhei”, “Alles stroomt”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten