dinsdag 2 april 2013

8 – De mens Het gaat hier over een mens met macht over zijn filosofie. De filosofie verliest haar centrale positie ten gunste van de beoefenaar, de filosoof. Zijn zelfopoffering, in ruil waarvoor hij geest zou verkrijgen, voldoet niet meer. Die geest is slechts “een verstarde ademtocht van zijn levende ziel”. De filosoof beheerst nu de filosofie. De mens, gekenmerkt door voor- en achternaam, treedt als individu “uit de wereld die zichzelf als de denkbare zag, uit het ‘al’ van de filosofie. Opmerkingen: 1 De Stern is gebaseerd op de trits God-wereld-mens. Deze korte paragraaf is van wezenlijk belang, omdat de derde uit de trits als eerste aan de orde komt. In § 9 verbindt Rosenzweig het begrip mens met het meta-ethische. 2 Zelfcorrecties maken een stijl levendig, Multatuli was er een meester in. Rosenzweig hanteert er hier twee in één zin: “een mens” i.p.v. de mens, “zijn filosofie” i.p.v. de filosofie. R. benadrukt zo het belang van denken,niet over een gegeneraliseerd begrip – mens, filosofie – maar vanuit een geïndividualiseerd begrip. 3 Die ene mens denkt, hij denkt “zijn” filosofie. Zo gaat hij toch weer “de” filosofie “bemächtigen”, beheersen. Alex van Ligten had: “war der Philosohie mächtig geworden” beter kunnen vertalen met “was de filosofie gaan beheersen” dan met “beheerste de filosofie. Het is namelijk geen toestand, maar een gebeuren, een proces, als gevolg van die individualisering. 4 M.i. draagt deze paragraaf sterk het stempel van Rosenzweigs terugkeer, tesjoeva, tot het jodendom. In deze godsdienst staat de praktiserende jood immers elke dag als zelfverantwoordelijk mens in gebed voor zijn God en werpt hij zich jaarlijks als zelfverantwoordelijk mens languit in zijn doodskleed voor God om verzoening te bewerkstelligen. Juist die dag, Jom Kippoer, kathaliseerde Rosenzweigs tesjoeva. Zie p. 20: “… Auge im Auge mit dem lebendigen Gott…”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten