14 – Wiskunde en teken
Rosenzweig suggereert dat
zijn inleiding ten einde loopt en verstrekt ons vervolgens een korte inhoud van
het voorafgaande, die uiteraard niet nog eens samen te vatten is. Dan komt hij
toch met iets nieuws. Hij besluit zijn korte inhoud met:
Ø
de
oriëntering op de mens, die het thema van
de ethiek is,
Ø
de
oriëntering op de wereld, die het thema van de logica is,
Ø
de
oriëntering op God, die het thema van de fysica is.
Rosenzweig noemt dit
“afgebakende gebieden”. Hij poneert nu dat wij van buitenaf - hij noemt dat “de ‘nietsen’ van het weten”
– doorstoten tot deze gebieden, waarmee we bij het ‘iets’ van het weten zijn
aangekomen. Daarmee is er een klein resultaat bereikt, we zijn van niets tot
iets gekomen, al weten we nog niet wat er aan gene zijde van dat iets ligt. Nu
is het lege ‘zijn’ dat aan het denken voorafgaat, voordat het met dit denken
werd verenigd, volgens de klassieke filosofie een niets. Nu Rosenzweig met die
klassieke filosofie, inzonderheid het idealisme, gebroken heeft, zoekt hij
“naar het altijd durende dat niet eerst het denken nodig heeft om te zijn”. De
dood mogen we daarom niet loochenen (zie § 1) en het niets maken we tot altijd
durend uitgangspunt van het altijd durende. Het mag niet wezensonthulling van
het loutere ‘zijn’ zijn, zoals in de klassieke filosofie. Rosenzweig spreekt
niet over “het” niets, maar over “een” niets dat voorondersteld wordt bij “een
bestaand element van het ‘al’ – lees: mens, wereld God – dat in zich zelf rust,
“onoplosbaar en altijd durend”. Waar een ‘iets’’ herleid wordt uit zijn eigen
‘niets’, kan de wiskunde als wetenschap ons tot dienst zijn.
Opmerkingen:
1
Rosenzweig
tovert dat ‘niets’ niet uit het ‘niets’ te voorschijn. In de eerste zinnen
beschrijft hij al hoe het tot de drie elementen – God, mens, wereld –
versplintert, elementen waarvan wij nog niets weten. Dat ‘niets’ is het
uitgangspunt, waarop hij later in de paragraaf terugkomt.
2
Alex van Ligten vertaalt in de drieslag die steeds begint met
“oriëntering” “der Gott” met “die (bepalingaankondigend voornaamwoord) God…”
hij zal dit ongetwijfeld in een volgende druk recht zetten.
3
Rosenzweig
pakt ook hier het idealisme aan, doordat hij ook het ‘niets’ individualiseert:
hij wil niet over “het”niets schrijven, maar thematiseert het niets dat bij een
iets hoort.
4
Wiskundige
tekens en symbolen spelen een grote rol in het Eerste Boek van het Eerste Deel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten